Bestaande hulpmiddelen schieten tekort
Chirurgen maken tijdens operaties gebruik van microscopen, displays en loepbrillen. De bestaande hulpmiddelen hebben tekortkomingen op het gebied van accuratesse, efficiency, kwaliteit en op ergonomisch gebied. De beperkingen betreffen vooral de oog-handcoördinatie en de diepteperceptie. De mens bouwt een ruimtelijk beeld op door een combinatie van hoofd- en oogbewegingen. Bij twijfel over diepte-inschatting geeft een minieme hoofdbeweging via de ogen meteen uitsluitsel. Het kost veel meer moeite om een operatiemicroscoop in vaste opstelling dezelfde soort bewegingen te laten uitvoeren. Dat komt vooral omdat de stand van zo’n extern apparaat niet wordt ‘meegevoeld’ in het lichaam van de chirurg.
Bij een op het hoofd gedragen microscoop komt informatie wél direct binnen via de natuurlijke kanalen van proprioceptie en evenwichtszintuigen. Hierdoor voelen de oog-handcoördinatie en de diepteperceptie veel natuurlijker aan. Aandachtspunt is om de vertragingstijd van de beeldketen zeer kort te houden om te voorkomen dat het evenwichtsorgaan van streek raakt. Oudere generaties van op het hoofd gedragen 3D-displays gaven symptomen van ‘zeeziekte’ door een te grote vertragingstijd.